Fossielen
Fossielen vertellen iets over de natuur van miljoenen jaren geleden. Ze laten soms ook planten en dieren zien die nu niet meer bestaan. Door fossielen te bestuderen leren wetenschappers hoe deze planten en dieren er lang geleden uitzagen. Zonder fossielen zouden we nooit geweten hebben dat er ooit dinosauriërs hebben geleefd.
Fossielen worden meestal in gesteente gevonden. Miljoenen jaren geleden was dat gesteente zand of klei. Dat kwam als slib uit rivieren op de bodem van zeeën en meren terecht. Dode waterdieren en -planten zakten naar de bodem. Daar werden ze bedekt met nieuwe lagen slib. Na miljoenen jaren veranderde het slib in harde steen. De resten van de dieren en planten versteenden. Omdat de aarde voortdurend in beweging is, komen deze versteende resten soms aan de oppervlakte. Soms wordt het gesteente zo hoog opgetild, dat het een gebergte wordt. En dan kun je op de top van zo’n berg een fossiel vinden van een zeedier!
Gidsfossielen
Veelal worden fossielen gebruikt om de relatieve ouderdom van de betreffende aardlaag te bepalen. De aldus gevonden datering kan dan gebruikt worden om de ouderdom van andere fossielen in desbetreffende of geassocieerde aardlagen te bepalen. Fossielen die gebruikt worden om aardlagen en andere fossielen te dateren worden gidsfossielen genoemd.